Als kersverse kunstwetenschapper is dit het eerste hardcore vak dat je volgt in de klassieke kunstgeschiedenis. Maar kijk uit, misschien is Jan van Eyck na die twaalf weken per ongeluk je Roman Empire geworden.
Je start je eerste les met een prof die zegt: "Je moet absoluut alle kunstwerken van buiten kennen." Dat is zeshonderd keer: titel, auteur, jaartal/stroming en in sommige gevallen ook de locatie van het werk. Na dit vak heb je dus een party trick voor het leven. Met ook de toegevoegde waarde dat je, of je het wil of niet, de Bijbel zult leren.
De eerste zes colleges worden gegeven door prof. dr. Maximiliaan Martens. Uiteindelijk waardeer je de Vlaamse primitieven in hart en nieren en is Jan van Eyck je nieuwe rolmodel. Martens blinkt uit wanneer hij je toont hoe van Eyck gedetailleerde figuren van vijf millimeter schildert. Of wanneer je leert dat da Vinci, zoals menig student zal herkennen, nogal werd gekweld door uitstelgedrag.
Er is geen syllabus, alleen maar vibes en powerpoints
Prof. dr. Koenraad Jonckheere is de man die in de tweede helft de beeldende kunsten verder zal bezingen. Bij hem breek je het hoofd over alle verschillende soorten maniërisme (een soort van kunststroming van rond de 16e eeuw) en hoor je wat voor een groots kunstenaar Rubens is. Helaas is de Antwerpse trots hier terecht. Zelfs Jonckheere geeft zuchtend toe dat Rubens werkelijk grandioos is, ook al kwam bij hem de "waardering voor Rubens niet van nature".
Tijdens het semester hoef je enkel een wekelijks hoorcollege te overleven. Er is geen syllabus, alleen maar vibes en powerpoints. (Tenzij je besluit €80 te spenderen aan 'Algemene Kunstgeschiedenis', maar dat is oplichterij.) Zeshonderd plaatjes rijker, een potentiële nieuwe liefde ontdekt in van Eyck en nul centjes armer: welkom bij de kunstwetenschappen.

Reactie toevoegen